27 juli 2010

Geslaagd beroep op citaatrecht

ECLI:NL:GHAMS:2010:BN3065
Gerechtshof Amsterdam
Gemachtigden eiser Peter-Vincent Schuld, STICHTING SWORDSTONE: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer en mr. K.M. van Boven
Gemachtigden gedaagde STICHTING MAROC-NL: mr. J.P. van den Brink en mr. R. van der Zaal.
Raadsheren: mrs. E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell, M.M.M. Tillema en D.J. van der Kwaak

"4.5. In het onderhavige geval betreft het echter de plaatsing van een artikel met bijbehorende foto, overgenomen uit (de site van) een dagblad waarin de desbetreffende foto rechtmatig openbaar is gemaakt, zulks in het kader van een discussie over het in het artikel besproken (actuele) onderwerp op het internetforum van Maroc. Het hof is van oordeel dat deze plaatsing, in de gegeven context als (toelaatbaar) citaat in de zin van artikel 15a Auteurswet moet worden beschouwd. Het (relatief korte) artikel wordt immers in het kader van een discussie op het internetforum van commentaar voorzien, de (sterk verkleinde) bijbehorende foto speelt daarbij een rol die functioneel van aard is; de foto vergroot immers de zeggingskracht van het artikel en verbeeldt op doeltreffende wijze het schrijnende karakter van het in de discussie aangesneden onderwerp."

"4.7 (...) Het beroep van [ appellante 2 ] op inbreuk op het portretrecht van [ dochter ] moet reeds worden verworpen omdat [ appellante 2 ] niet voldoende heeft toegelicht welk redelijk belang er van de zijde van [ dochter ] bestaat om zich tegen een dergelijke openbaarmaking van de foto te verzetten. Deze heeft immers plaatsgevonden in een context die, zo niet gelijk, dan in ieder geval vergelijkbaar is met die waartoe toestemming was verleend."


Het eerdere vonnis blijft in stand.

"4.9 (...) Maroc heeft het door [ appellanten ] c.s. bij pleidooi in hoger beroep gevoerde verweer inhoudende (onder meer) dat het aantal uren aan de hoge kant is en dat mogelijk onnodige overlap heeft plaatsgevonden tussen de drie advocaten die aan de zaak hebben gewerkt, onweersproken gelaten. Het hof acht in de gegeven omstandigheden een bedrag van € 8.000,- voor de behandeling van het appel redelijk en evenredig. Van dit bedrag is de helft toewijsbaar. Maroc heeft immers niet toegelicht welk deel van de door haar gemaakte kosten aan de respectieve vorderingen van [ appellant 1 ] en [ appellante 2 ] is besteed. Bij gebreke van een andere verdelingsmaatstaf gaat het hof er vanuit dat de gemaakte kosten gelijkelijk over de twee vorderingen zijn verdeeld en derhalve 50% van de kosten zijn besteed aan bestrijding van de grieven die betrekking hebben op schending van het portretrecht van [ dochter ]. Het portretrecht valt niet aan te merken als recht van intellectuele eigendom in de zin van artikel 1019 Rv. Voor dat gedeelte van de kosten van Maroc zal de helft van het liquidatietarief worden toegewezen, zijnde € 948,-."

Maroc heeft meer dan €8.000,- uitgegeven aan salaris advocaten, het Hof wijst €4.948,- toe.

De procedure heeft Maroc ondanks dat ze won minimaal €3.000,- gekost.


Gerechtshof Amsterdam 27 juli 2010, ECLI:NL:GHAMS:2010:BN3065
Inbreuk op portretrecht en auteursrecht.